Protestantske Tsjerke Terkaple

Opgericht 1854

Skaaimerken

Tsjerke is bouwd foar 1200 en herbouwd yn 1854.

Oerwurk is fan 1600.

Geschiedenis

Het huidige kerkje van Terkaple uit 1854 ligt verscholen tussen de bomen, op een op het eerste gezicht ongebruikelijke locatie, noordelijk van het dorpje buiten de feitelijke bebouwing. Het kerkje heeft een aardig koepeltorentje en de Tsjerkepôle, waar kerk en pastorie staan, is een idyllisch boomrijk plekje in een verder vrij kale omgeving. Voordat de huidige kerk er was, stond er een tufstenen kapel. Tufsteen werd vooral in de vroege middeleeuwen gebruikt; er wordt dan ook aangenomen dat dit voormalige kerkje er al vóór 1200 heeft gestaan. Het ‘nieuwe’ kerkje is gewoon op de fundering van de oude gebouwd. De oude grafstenen in de vloer zijn dus nog steeds die van het middeleeuwse kerkje.

In en rond Terkaple en vooral Akmarijp stonden in vroeger eeuwen een verbazend groot aantal stinzen en states, herenhuizen waarin gegoede families woonden. Van oudsher moet Akmarijp dan ook een bijzonder welvarend dorp zijn geweest. Nu getuigen alleen de mooie boerderijen op die plek nog van een rijk verleden.

Een aantal jaren geleden stuitte men bij graafwerkzaamheden even ten zuiden van Akmarijp, naast het huis aan de Fjildwei 9, op de fundamenten van een verdwenen kerk. Het was de kerk van het verloren gegane dorpje Sint Jansga. Van datzelfde Sint Jansga is in onze tijd eigenlijk niets meer terug te vinden, maar ooit heeft het tweelingdorp Terkaple –Akmarijp dus nog een broertje gehad! Ook ontdekte men bij genoemde opgravingen de fundamenten van een stins met een gracht. In de zogenaamde Donia-oorlog (1458-1464) zijn er tien in de omgeving van Akmarijp verwoest, waaronder waarschijnlijk ook deze.

Waarschijnlijk is de Sint Jansgaaster kerk al in de vijftiende eeuw afgebroken. Na de sloop van de kerk is er nog tot in de zeventiende eeuw een kerkhof geweest, wat nog lang op kaarten is aangegeven als ‘het kerkhof van Sint Jansga’.Toen de kerk van Sint Jansga al weg was stond er nog wel een kerk in Akmarijp zelf. Nu heeft Akmarijp alleen nog een klokkenstoel met een kleine begraafplaats.

Drie grafstenen

Een roode steen, smaller van onderen, dan van boven, even als eene doodkist, waarop staat:“ in het jaar ons Heren M CCCC LXXXV do staerf Tyepka Onamen, op Maydey. Biddet foer die syel en Pater noster.”

Een groote, blaauwe, vierkante steen, waarop: “Anno 1570, den 24 Maij, sterf die Eedele Kempo van Oenema. Anno 1533, den 21 Augusti sterf die Eedele Jvffrvrov Dovtye van Oenema. Boven, buiten den rand: “Dirk.”

In het midden twee wapens: Douma mans- en Sjarda vrouwenwapen, en daaronder de twee namen, 1570. In den regter bovenhoek de wapens van Oenema en Douma; linker bovenhoek Sjaerda en Bonninga; regter onderhoek Galama en Harsma; linker onderhoek Ockinga en Albada. Dit is Oenema steen.

Een zeer groote, vierkante, blauwe steen, Roorda steen. Dezelve heeft twee randen. In den buitensten staat boven: “Jacob Lows*. Anno 1610.” ( Jacob Lows is zeker de naam van den steenhouwer, die denzelven bewerkt heeft, en in dat geval is die steen in 1610 vervaardigd, en verdient het opmerking, dat dezelve alzoo is vervaardigd vóór het overlijden van Elisabeth de Borghreeff, die eerst in 1615 overleed, en dus denkelijk ten haren koste, en met het voornemen, om zelve eenmaal onder denzelven te rusten.)

Op de twee andere zijden: “Anno 1658 den 15 November. Sterf den Eedelen Eerentphesten Jr,. Oene van Albeda, leidt hier begraven met 5 van zijne kinderen.”

Op de regter zijde: “Maar leit tot Mechelen in de Klarissen kerck begraven.” Deze zinsnede behoort bij het volgende, aan het einde.

In den binnenrand: “Hier leyt begrawen den Eedelen Eerentphesten Jonker Douwe van Roerda, ster den 23 Martij 1601, ende d’Eedele Eerenrcke Joffrov Elysabeth de Borghreeff, zijn wyf, sterf den 6 April anno 1615.”

In het midden, boven, het wapen van Roorda en zijne vrouw Borghreeff, het laatstgemelde onkenbaar. Daaronder de beeltenissen der beide overledenenen, ten voeten uit. Daar weder onder, de wapenschilden van Roorda, Hommema, Zjarda, Bonninga, Borghreeff, Cloetwyck, Eemdt, Wynck, met de namen daaronder; doch de wapens zijn uitgehouwen. Dan, onder de vorige, die van Scheltema, Oedtsma, Ockinga, Albada, Kettelaer, Dyeffelt. Dyemen, Ghoer.

Eindelijk dit Latijnsche  vers:        

Non favor heroum, non gratia principum at una
Catholica en pietas Romanae relligionis,
Conscia mens etiam recti, me jussit abesse
Bis denas hyemes; patriam tandemque reversus
Ad proprios agros morior, jam condor in aeda hac.
Nempe cappellana nostra. Pro manibus almum, Deumque ora Catholice.

NB. Hommema, Bonninga, Cloetwyck, Wynck, Oedtsma. Albada, Dyeffelt en Ghoer, zijn vrouwenwapens: de vier eerste op elke rij beteffen Roorda, de vier laatste op elke rij De Borghreeff.

Uit een art. van 3 september 1840, uit de Vrije Fries

Twee orgels

Ympresje

In lytse yndruk fan de tsjerke fan hjoed de dei.